Mensen die samenwonen hebben verschillende opties om de overgang van het eigendom te regelen inzake het overlijden van de partner. Zo kunnen zij kiezen tussen een samenlevingsovereenkomst en/of een testament. De keuzes hebben ieder voor- en nadelen.

Het verblijvensbeding
Een verblijvensbeding is een verbintenisrechtelijke overeenkomst, wat betekent dat de afspraken ook na overlijden uitgevoerd dienen te worden. De overeenkomst bestaat uit een verdeling onder opschortende voorwaarde van overlijden. Samenwoners kunnen deze opnemen in een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst. Bij overlijden komen de gemeenschappelijke bezittingen dan toe aan de langstlevende. Daartegenover staat dat deze partner de overgebleven schulden voor zijn of haar rekening neemt. Ten aanzien van een woning kan deze verblijving ook worden geregeld in een akte van levering.

Inbreng van de waarde: de gemeenschappelijke woning
Ten aanzien van de woning kan ervoor gekozen worden om deze tegen inbreng van waarde op te nemen in het beding, of zonder inbreng hiervan. Als de waarde wordt ingebracht, dient de langstlevende de waarde van de onverdeelde helft van de woning (verminderd met de helft van de restant financiering) te vergoeden aan de nalatenschap van de overleden partner. De waarde komt dan toe aan de overige erfgenamen. De langstlevende verkrijgt dan enkel de eigendom en niet de waarde.
Bij een verblijvensbeding zonder inbreng verkrijgt de langstlevende zowel de eigendom als de waarde. Dit wordt niet belast in de schenkbelasting. Hiervoor dient de overeenkomst we aangemerkt te worden als kanscontract. Daar is geen sprake van bij een aanzienlijk leeftijdsverschil of als de sterfkansen van de een veel groter zijn dan die van de ander.

Uitvoering
Het verblijvensbeding wordt uitgevoerd na het overlijden van de eerste partner. De verkrijging wordt aangemerkt als een verkrijging onder bijzondere titel. De eigendom van het aandeel van de overleden partner in de woning moet nog worden geleverd. Dit kan zonder medewerking van de erfgenamen: In het verblijvensbeding is meestal onherroepelijke volmacht opgenomen.
Als het gaat om de schulden, is er wel medewerking vereist van de schuldeiser. Zo dient een bank de erfgenamen van de overleden partner te ontslaan uit hoofdelijke aansprakelijkheid, voordat de schuld aan de langstlevende toekomt. Dit is vaak een onzekere factor.

Er kan in sommige gevallen ook overdrachtsbelasting verschuldigd zijn. Dit is het geval als niet is voldaan aan de vereisten van artikel 15 lid 1 onder q WBR. De belasting dient te worden betaald over de verkrijging door de langstlevende van het aandeel van de overleden partner in de woning.

Het voordeel van een verblijvensbeding is dat een testament eenzijdig gewijzigd kan worden en een verblijvensbeding niet. Hiermee wordt meer zekerheid geboden dat na het overlijden daadwerkelijk het volledige eigendom van de gemeenschappelijke goederen kan worden verkregen.

Lees meer: