Hoge Raad bevestigt gunstige regeling voor overdracht van bedrijven.


In een recente uitspraak van de Hoge Raad werd de Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)
bevestigd als een gunstige regeling voor de overdracht van eerder zelf geëxploiteerde
ondernemingen. De zaak draaide om de verhuur van een benzineservicestation dat
voorheen werd geëxploiteerd door een houdstermaatschappij.


Op 24 december 2014 schonk een vader alle aandelen in de houdstermaatschappij aan zijn
zoon, waarbij de BOR uit de Successiewet werd toegepast. Het benzineservicestation werd
vervolgens op 1 november 2015 langdurig verhuurd aan een derde partij. De Belastingdienst
trok de oorspronkelijk toegekende BOR in vanwege deze verhuur, maar het Hof Den Bosch
oordeelde dat dit onterecht was, omdat het voorzettingsvereiste volgens hen wel was
voldaan.


In het cassatieberoep dat door de staatssecretaris werd ingediend, bevestigde de Hoge Raad
het standpunt van het hof. De Hoge Raad benadrukte dat de BOR voor het
voortzettingsvereiste bij lichamen het stakings- en vervreemdingsbegrip uit de Wet
Inkomstenbelasting 2001 volgt. Alleen in specifieke gevallen kan hiervan worden afgeweken.
In dit geval vond de Hoge Raad echter geen reden voor een uitzondering, aangezien de BOR
niet vereist dat er een uitzondering wordt gemaakt wanneer een vennootschap overgaat tot
verhuur van een eerder zelf geëxploiteerde onderneming.
De uitspraak van de Hoge Raad biedt duidelijkheid en bevestigt de toepasbaarheid van de
BOR in gevallen waarin een onderneming wordt overgedragen door middel van verhuur.
Belastingplichtigen kunnen hiermee rekenen op fiscale voordelen bij het overdragen van hun
bedrijven aan de volgende generatie.

Mocht u in eenzelfde situatie zitten, heeft u vragen of wilt u nader geïnformeerd worden
over erfrecht, fiscaalrecht of civielrecht? U Kunt contact met ons kantoor opnemen via het
contactformulier op de website www.vijzelman.nl of per email: info@vijzelman.nl

Bron: Hoge Raad 2 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1793