Doorschuiffaciliteit bij staking bij overlijden

 

In onderstaande tekst hebben wij het over een zaak waar een aantal fiscale en erfelijke rechten naar voren komen die wel eens fout opgepakt kunnen worden. Het is belangrijk om meer te weten over je fiscaalrecht en erfrecht, zodat je zelf de goede stappen kunt zetten om dit te voorkomen. In de zaak gaat het om de vraag of er gebruik gemaakt kon worden van de faciliteit doorschuiving bij staking door overlijden en of de erfgename haar onderneming geruisloos kon inbrengen in een besloten vennootschap (bv).

 

Een man begon in 1965 samen met zijn twee broers en zijn zus een boerenbedrijf. In 1971 vertrokken de broers uit het bedrijf, waarna de man en zijn zus het voortzetten. In 2009 richtten ze een vof (vennootschap onder firma) op dat oorspronkelijk zowel veehouderij, varkensfokkerij als akkerbouw omvatte, maar later enkel akkerbouw deed. De broer werkte op het land, met loonwerkers, terwijl de zus zich bezighield met het opstellen van het teeltplan, de irrigatie van gewassen, prijsbepaling, administratie, en algemene bedrijfsbeslissingen.

 

Tussen 2014 en 2016 boekte het bedrijf winst. In 2016 overleed de broer, en zijn zus werd de enige erfgenaam en kreeg zijn aandeel in het bedrijf. In de overlijdensaangifte die werden ingediend na het overlijden van de broer, werd gebruikgemaakt van de belastingregeling doorschuiffaciliteit volgens artikel 3.62 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De doorschuiffaciliteit is een belastingregeling in Nederland die van toepassing is wanneer iemand overlijdt en zijn of haar onderneming overgaat naar een erfgenaam. Deze regeling staat de erfgenaam, in dit geval de zus, toe om de belastingbetaling over de waarde van de onderneming uit te stellen. In plaats van direct belasting te betalen over de erfenis, kan de erfgenaam de belastingbetaling uitstellen tot het moment waarop hij of zij de onderneming verkoopt. Dit stelt de erfgenaam in staat om de onderneming voort te zetten zonder meteen een grote belastingaanslag te krijgen.

 

De zus zette het bedrijf voort als een eenmanszaak en bracht het later onder in een besloten vennootschap (bv). Ze verzocht de belastingdienst om geruisloze inbrengfaciliteit volgens artikel 3.65 Wet inkomstenbelasting 2001. De geruisloze inbrengfaciliteit is een belastingregeling in Nederland die van toepassing is wanneer een ondernemer zijn eenmanszaak inbrengt in een besloten vennootschap (bv) of een naamloze vennootschap (nv). Deze regeling maakt het mogelijk om dit te doen zonder dat de ondernemer onmiddellijk belasting hoeft te betalen over de meerwaarde van zijn bedrijf. Normaal gesproken, wanneer een ondernemer zijn eenmanszaak inbrengt in een bv of nv, wordt dit beschouwd als een verkoop van het bedrijf, wat belastingen kan opleveren over de meerwaarde (winst) van het bedrijf. Met de geruisloze inbrengfaciliteit kan de ondernemer deze belastingheffing uitstellen. In plaats daarvan wordt de belasting verschoven tot het moment waarop de bv of nv het bedrijf verkoopt of liquideert.

 

Zowel de doorschuiffaciliteit van de broer als de geruisloze inbrengfaciliteit werd door de belastingdienst geweigerd. De zus ging tegen beide beslissingen in hoger beroep.

 

De rechtbank oordeelde dat het bedrijf als een onderneming werd beschouwd, omdat de zus na het overlijden van haar broer voldoende arbeid verrichtte en ondernemersrisico nam. Het maakte niet uit wie precies welke taken binnen het bedrijf uitvoerde. Het bedrijf kwalificeerde als onderneming vanwege de winstgevendheid en de actieve betrokkenheid in economische activiteiten. De rechtbank gaf de belastingdienst opdracht om opnieuw te beslissen over de belastingfaciliteiten en verklaarde het beroep van de zus geldig.

 

Mocht u in eenzelfde situatie zitten, heeft u vragen of wilt u nader geïnformeerd worden over erfrecht, fiscaalrecht of civielrecht? U Kunt contact met ons kantoor opnemen via het contactformulier op de website www.vijzelman.nl of per email: info@vijzelman.nl