In het Pakket Belastingplan 2024 en het Pakket Belastingplan 2025 zijn belangrijke wijzigingen aangekondigd voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet en de inkomstenbelasting. In dit artikel komen de belangrijkste wijzigingen aan bod.

Lange tijd zijn er geen wijzigingen geweest voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet (BOR) en de inkomstenbelasting (DSR). In het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 is een aantal belangrijke wijzigingen aangekondigd en daar komen nu ook nog eens de voorstellen bij van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025. Tijd voor een overzichtsartikel.

 

Verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen

Vanaf 1 januari 2024 zijn aan derden verhuurde onroerende zaken niet langer ondernemingsvermogen voor de BOR en DSR. Dit geldt voor vastgoed dat op het moment van schenking of vererving feitelijk ter beschikking is gesteld aan derden of bestemd is om ter beschikking te worden gesteld. Kortdurende terbeschikkingstelling, zoals bij hotels en sportfaciliteiten, valt niet onder deze maatregel.

 

Afschaffing 5% doelmatigheidsmarge

De doelmatigheidsmarge, waarbij beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen als ondernemingsvermogen wordt aangemerkt, wordt voor de BOR afgeschaft per 1 januari 2025. Ook voor de DSR wordt deze doelmatigheidsmarge afgeschaft, maar wanneer dat zal zijn is nog niet bekend.

 

Gedeeltelijk zakelijk gebruikt bedrijfsmiddel

De BOR en de DSR zijn alleen van toepassing op ondernemingsvermogen. Het is mogelijk dat een deel van het vermogen zowel zakelijk als privé wordt gebruikt, zoals een personenauto die door een IB-ondernemer zowel zakelijk als privé wordt gebruikt. Voortaan kwalificeert keuzevermogen alleen voor de BOR en de DSR voor zover het daadwerkelijk binnen de onderneming wordt gebruikt. Een personenauto die voor 20% zakelijk wordt gebruikt, kwalificeert dan voor 20% als ondernemingsvermogen en voor 80% als beleggingsvermogen. De maatregel geldt voor bedrijfsmiddelen met een waarde in het economische verkeer van minimaal € 100.000 op het moment van verkrijging bij overlijden of schenking en een gebruik voor andere dan ondernemingsdoelen van meer dan 10%. Voornoemde drempel van € 100.000 wordt jaarlijks geïndexeerd en daarbij afgerond op veelvouden van € 1.000. De maatregel gaat gelden voor zowel de BOR als de DSR en gaat in per 1 januari 2025.

 

Afschaffing dienstbetrekkingseis DSR

De dienstbetrekkingseis voor de DSR wordt afgeschaft per 1 januari 2025. Er komt een minimumleeftijd van 21 jaar voor de verkrijger bij schenking van ab-aandelen.

 

Aanpassing vrijstelling going concernwaarde

De vrijstelling in de BOR wordt aangepast: 100% vrijstelling voor de objectieve onderneming tot € 1.500.000 en 75% voor het meerdere. Deze wijziging treedt per 1 januari 2025 in werking.

 

Verwateringsregeling en kleine aandelenbelangen

De verwateringsregeling in de BOR en DSR wordt verruimd en de toegang tot de BOR wordt uitgebreid tot kleine aandelenbelangen, mits de schenker of erflater samen met familieleden een belang van ten minste 25% in een bedrijf houdt. Wanneer deze maatregel ingaat is nog niet bekend. Eerst moet nog worden onderzocht of hier mogelijk sprake is van staatssteun.

 

BOR en DSR alleen voor aandelen met ondernemersrisico

Vanaf 1 januari 2026 worden de BOR en DSR beperkt tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5%. Opties en preferente aandelen worden uitgesloten, behalve in het geval van gefaseerde bedrijfsopvolging.

 

Versoepeling bezits- en voortzettingseis

De bezits- en voortzettingseis in de BOR wordt versoepeld, waardoor de regeling flexibeler en beter uitvoerbaar wordt. Bij fusies en splitsingen geldt een versoepeling, mits belang maar niet toeneemt. Bij overheidsingrijpen en de start van een nieuwe onderneming mogen perioden van de oude en de nieuwe onderneming bij elkaar worden opgeteld. De voortzettingstermijn wordt verkort naar drie jaar. Er gaat wel een nieuwe bezitstermijn gelden voor toename van het belang tijdens de bezitstermijn.

 

Tegengaan onbedoeld gebruik op hoge leeftijd

Vanaf 1 januari 2026 wordt een extra bezitstermijn ingevoerd voor AOW-gerechtigden om te voorkomen dat vermogende ouderen hun vermogen omvormen tot ondernemingsvermogen. De maatregel houdt in dat AOW-gerechtigden vanaf enkele jaren na het bereiken van de AOW-leeftijd te maken gaan krijgen met een extra bezitstermijn, die toeneemt naarmate de schenker of erflater ouder wordt. Voor erflaters die de AOW-gerechtigde leeftijd plus drie jaar hebben bereikt, wordt de bezitstermijn van één jaar verlengd met zes maanden per jaar dat de erflater ouder is dan twee jaar boven de AOW-gerechtigde leeftijd. Voor schenkers die de AOW-gerechtigde leeftijd plus zeven jaar hebben bereikt, wordt de bezitstermijn van vijf jaar verlengd met zes maanden per jaar dat de schenker ouder is dan zes jaar boven de AOW-leeftijd. Deze maatregel gaat in op 1 januari 2026.