Zakelijk verblijf? Onzakelijke verteerkosten!

Een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag over de kwalificatie van verteerkosten tijdens een zakelijk verblijf. Relevantie van een fiscale kwalificatie. Onjuiste kwalificatie kan leiden tot een navorderingsaanslag.

Feiten
In deze zaak ging het om een belanghebbende die als consultant sinds mei 2012 een onderneming dreef in de vorm van een eenmanszaak. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het verbeteren van bedrijfs- en informatieprocessen inclusief randvoorwaardelijke aspecten. Belanghebbende verbleef gedurende zijn opdrachten op verschillende plekken. Zo huurde hij vanaf oktober 2012 gedurende zes maanden een kamer bij een conferentieoord voor werkzaamheden ten behoeve van zijn eerste opdrachtgever. Ook heeft hij in augustus 2014 een studio in Amsterdam gehuurd in verband met werkzaamheden voor een andere opdrachtgever. De eerste vestigingsplaats beschikte over eenpitskookplaat. De tweede locatie had een gedeelde keuken en een eigen magnetron.

In zijn aangifte IB/PVV had belanghebbende de kosten van ontbijt, lunch en diner die hij gedurende deze maanden maakte in aftrek gebracht op de door hem behaalde winst. Hij heeft hierbij rekening gehouden met de aftrekbeperking van artikel 3.15 lid 5 Wet IB 2001. De belanghebbende stelde dat de verteerkosten die voortvloeien uit een zakelijk verblijf, ook als zakelijk aan te merken zijn en daarom in aftrek komen op de winst. Daarnaast stelt belanghebbende zakelijke overwegingen gemaakt te hebben bij het maken van de verteerkosten. Zo besloot hij niet zelf boodschappen te doen, te koken of af te wassen, zodat hij meer tijd overhield voor de uitvoering van werkzaamheden en zelfstudie. Belanghebbende deed daarnaast een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Hij vond dat deze geschonden was aangezien werknemers wel een recht op aftrek toekomt als het gaat om verteerkosten.

De inspecteur was het niet eens met de zakelijke kwalificatie van deze kosten. Zo stelde de inspecteur dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitgaven in de ondernemingssfeer liggen. Uitgaven voor voedsel en drank behoren in deze situatie tot de persoonlijke sfeer van de belastingplichtige. Het gaat om uitgaven ter voorziening in het levensonderhoud. Eventuele aftrekuitsluitingen of -beperkingen komen daarom niet aan de orde.

Rechtsvraag
Vast staat dat de verblijfkosten zakelijk zijn. In geschil is of de verteerkosten die door belanghebbende zijn gemaakt als zakelijk kunnen worden aangemerkt en dus in de ondernemingssfeer vallen. Indien deze als zakelijk gekwalificeerd kunnen worden, dan zijn de kosten aftrekbaar van de winst volgens het totaalwinstbegrip van artikel 3.8 Wet IB 2001.

Oordeel van de Rechtbank
De Rechtbank stelt dat bij de beoordeling of bepaalde uitgaven de winst beïnvloeden, beslissend is of het voor- of nadeel van die uitgaven in de ondernemingssfeer of in de privésfeer ligt. De overheersende oorzaak van de uitgaven (causaliteit) en de beweegredenen van de belastingplichtige zijn daarbij van belang.

In deze situatie betekent dit dat de eigen verteerkosten geen ondernemingskosten zijn in de zin van artikel 3.8 Wet IB 2001. De kosten hebben namelijk een overheersend privékarakter. Het feit dat de kosten van het verblijf elders zakelijk zijn, brengt niet met zich mee dat de verteerkosten ook zakelijk zijn. Verblijfskosten komen op door werkzaamheden of het uitvoeren van opdrachten elders. Dat is anders dan bij verteerkosten. De noodzaak tot eten bestaat ook als een ondernemer niet elders verblijft. Dat er een (bedrijfs)economisch motief is om niet zelf boodschappen te doen, doet hier niet aan af.

Voorts heeft belanghebbende zichzelf vergeleken met een werknemer. Op basis van een contractuele relatie met de werkgever heeft een werknemer namelijk recht op een kostenvergoeding. Bij een ondernemer is dit niet het geval. Het gelijkheidsbeginsel is derhalve niet geschonden.

Oordeel van het Hof
Het Hof is eveneens van oordeel dat de verblijfskosten worden opgeroepen door het verrichten van werkzaamheden of het uitvoeren van een opdracht en dus berusten op zakelijke overwegingen. Dit geldt echter niet voor de verteerkosten, omdat deze kosten vanwege de noodzaak om te eten en te drinken een overheersend privékarakter hebben. Ook de omstandigheid dat de verteerkosten tijdens het verblijf hoger zijn dan wanneer hij thuis de maaltijd nuttigt, leidt er niet toe dat de kosten (deels) in aftrek van de winst kunnen worden gebracht.

Ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel is het Hof het ook eens met de Rechtbank. Zo oordeelt het hof dat ondernemers en werknemers feitelijk en rechtens niet in dezelfde situatie verkeren.

Vijzelman Fiscaal Advies
Het totaalwinstbegrip van art. 3.8 Wet IB 2001 is een belangrijk begrip voor ondernemers. De verkeerde kwalificatie kan leiden tot een vervelende navorderingsaanslag. Een fiscalist is derhalve noodzakelijk. Om dit onderwerp zo goed mogelijk te navigeren en te voorkomen dat u voor verrassingen komt te staan of onnodig belasting betaalt, is het belangrijk om van de juiste kennis voorzien te zijn. Vijzelman Fiscaal Advies is een prijswinnend advieskantoor gevestigd in Amsterdam met een 3-in-1 combinatie betreffende de belangrijkste rechtsgebieden. Voor fiscaal en civielrechtelijk advies ten behoeve van de inkomstenbelasting bent u bij ons op het juiste adres.