Het kabinet stelt maatregelen voor in de BOR en de DSR ab. Vijf van deze maatregelen zijn in dit wetsvoorstel opgenomen met als beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2025 (met uitzondering van de afschaffing van de doelmatigheidsmarge DSR ab die later in werking moet treden). Ook de maatregel om aan derden verhuurd vastgoed met ingang van 1 januari 2024 niet meer in aanmerking te laten komen voor de BOR en de DSR ab maakt onderdeel uit van dit wetsvoorstel.

 

1. Aan derden verhuurde onroerende zaken kwalificeren niet voor de BOR en de DSR ab.

Voorgesteld wordt om voor de DSR ab en de BOR wettelijk vast te leggen dat aan een ander verhuurde onroerende zaken altijd beleggingsvermogen vormen en daardoor niet voor de BOR en DSR ab in aanmerking komen. Onder verhuur wordt ook begrepen anderszins aan een ander ter beschikking stellen van onroerende zaken, ongeacht of wel of geen vergoeding is verschuldigd. Er wordt een dubbele toets voorgesteld, namelijk een feitelijkgebruiktoets én een oogmerktoets.

 

2. De 5% doelmatigheidsmarge voor beleggingsvermogen in de BOR en de DSR ab wordt afgeschaft.

Voor de BOR wordt voorgesteld dit per 1 januari 2025 te doen omdat deze afschaffing bijdraagt aan het tegengaan van constructies. Afschaffing van de doelmatigheidsmarge van 5% voor de voor de DSR ab kan dit vanwege IV-ge- volgen voor de IH-keten van de Belastingdienst pas later plaatsvinden. Daarom is inwerkingtreding van afschaffing van de doelmatigheidsmarge voor de DSR ab voorzien op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

 

3. Bedrijfsmiddelen die zowel privé als zakelijk worden gebruikt kwalificeren slechts voor de BOR en DSR ab voor zover deze als bedrijfsmiddel in de onderneming worden gebruikt.

Voorgesteld wordt de maatregel uitsluitend betrekking te laten hebben op bedrijfsmiddelen met een waarde in het economische verkeer van minimaal € 100.000 (jaarlijks te indexeren) op het moment van verkrijging bij overlijden of schenking en een gebruik voor andere dan ondernemings- doelen van meer dan 10%.

 

4. De dienstbetrekkingseis in de DSR ab vervalt.

 

5. Er wordt een minimumleeftijd van 21 jaar voor de verkrijger bij schenking van een ab voor de DSR ab en voor schenking voor de BOR ingevoerd.

De regeling is vooral bedoeld om onbedoeld gebruik in de vorm van schenking van een ab of een onderneming aan (zeer) jonge (klein)kinderen tegen te gaan.

 

 

 

6. Aanpassing van de BOR door de vrijstelling van 100% van de goingconcernwaarde van € 1.205.871 (2023) vanaf 2025 op 100% van de goingconcernwaarde van € 1,5 miljoen te stellen en de vrijstelling van 83% boven de € 1,5 miljoen van de goingconcernwaarde te verlagen naar 70%.

 

De volgende maatregelen zijn complex en vragen om meer tijd voor een gedegen uitwerking en worden om die reden opgenomen in het Belastingplanpakket 2025 met als beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2026:

· Toegang tot de BOR en de DSR ab wordt beperkt tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal.

· De bezitseis en de voortzettingseis in de BOR een tarief van maximaal 20%). worden versoepeld.

· Constructies (rollator-investeringen en Schenk- en erfbelasting dubbel-BOR) in de BOR worden aangepakt

 

In een Kamerbrief van 16 oktober 2023 schreef staats- secretaris Van Rij dat er geen variant komt op of alternatief voor de voorgestelde maatregelen in de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Hij reageert hiermee op een motie met de vraag om te onderzoeken of en hoe de bedrijfsopvolgings- regeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) meer gericht kan worden op familiebedrijven.

 

Bron: Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvol- gingsfaciliteiten 2024, 19

september 2023